Financiering cultuureducatie uit de lumpsum - Primair Onderwijs
Per 1 januari 2023 is de wet ‘Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs’ van toepassing voor de berekening van de lumpsumgelden voor de scholen. Zorg tijdig voor een cultuureducatieplan met een duidelijk voorstel voor de besteding voor cultuureducatie, zodat dit meegenomen kan worden in het strategisch meerjarenplan en in de meerjarenbegroting.
De nieuwe wet voor de berekening van de lumpsumgelden1 brengt het aantal rekenregels om te komen tot de hoogte van het budget voor scholen terug van 130 naar ongeveer 30. De scholen ontvangen een basisbedrag per school en een bedrag per aantal leerlingen. Daar komen nog een beperkt aantal aanvullende regelingen bij, die zich richten op de locatie en situatie van de school en de specifieke achtergronden van bepaalde leerlingen.
Alle oude ‘rekenregels’ zijn verdwenen, maar de bedragen zijn nog wel onderdeel van de nieuwe lumpsum, waarin ook geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen de personele lumpsum en de materiële lumpsum. Dat betekent dat het leermiddelenbudget en scholingsbudget allemaal in de lumpsum zitten, maar ook de eerdere Regeling prestatiebox primair onderwijs en de Velo (vereenvoudigde Londo) gelden die bestemd waren voor culturele vorming. Zelfs bijzondere middelen, zoals NPO en werkdrukverlagingsgelden, verlopen via de lumpsum. Wel blijven de regels voor deze gelden bestaan en worden scholen bevraagd over hun NPO-inzet, maar ze hoeven dit niet meer te verantwoorden. Dat maakt het nog belangrijker dat je inzichtelijk maakt bij je directeur of bestuur welk bedrag er nodig is voor goed cultuuronderwijs.
Hoe kun je in de praktijk omgaan met de wet ‘Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs’?
Zorg voor een cultuureducatieplan met een duidelijk voorstel voor de besteding voor cultuureducatie. Benadruk daarbij dat er binnen de lumpsum ook budget opgenomen is dat eerder geoormerkt was voor cultuureducatie. Gebruik eventueel de bedragen die in het verleden werden gehanteerd voor de Velo (vereenvoudigde Londo) gelden en de Regeling prestatiebox (in 2021 was dit € 111,53 per school en € 21,51 per leerling) met een indexering. Voor de indexering kun je vragen aan de schoolleiding met hoeveel procent de bijdrage vanuit het rijk is toegenomen sinds 2021. Mochten zij dat niet weten dan kun je ook kijken met hoeveel procent de bijdrage van het rijk voor gemeenten en provincies is toegenomen (dit heet “accres” en wordt altijd gepubliceerd). Voor 2022 was het percentage 5,04% en voor 2023 was dat 4,12%. Dat betekent dat de indexering voor 2023 in totaal 9,37% is. Voor 2024 zal dit opnieuw weer hoger zijn. Leg dit tijdig voor aan de directie zodat het meegenomen kan worden in het strategisch meerjarenplan en in de meerjarenbegroting.
De bedragen in onderstaande tabel zijn indicaties, omdat er geen bedragen officieel geoormerkt zijn.
2021 | 2022 accres: 5,04% |
2023 accres: 4,12% |
2024 accres: 2,00% |
|
Per school | € 111,53 | € 117,15 | € 121,98 | € 124,42 |
Per leerling | € 21,51 londo € 4,85 prestatiebox € 16,86 |
€ 22,59 | € 23,52 | € 23,99 |
1Financiering scholen
Scholen ontvangen van OCW één budget voor alle kosten. Dit heet de lumpsum. In de lumpsumbegroting staan posten voor onder meer personeel, leermiddelen, excursies, presentaties, deskundigheid en schoolontwikkeling. Hiermee krijgen schoolbesturen een grotere bestedingsvrijheid. Ze kunnen het beleid beter afstemmen op de situatie van de school en het maakt maatwerk voor leerlingen mogelijk. Schoolbesturen moeten verantwoording afleggen over hun keuzes aan personeelsleden, leerlingen, ouders en andere belanghebbenden.